mannegien ...gies, het
  1. kleine man

    Dei grote vrouw har mar zo'n klein mannegien (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. de geschikte persoon

    Ik zal je wal een mannegien sturen (Sleen)

    Zie ook:
  3. mannetjesdier

    Die vogel, is dat een mannegien of een vrouwgien? (Sleen)

    Zie ook:
  4. verbindingsstaaf op een zeis tussen de zeisboom en de beugel. Ook de verbinding bij een spanzaag tus(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  5. deel van een ploeg, nl. de pen, die in de gaten van de ploegboom werd gestoken om de ploeg te stelle

    An de kaore zit twei mannegies (Ruinerwold)

    Zie ook:
  6. dat deel van twee delen, dat in een ander deel wordt geschoven of gedrukt etc., zoals een deel van e

    Een stekker is een mannegie (Emmer Erfscheidenveen)

    Der gung een mannegien deur het wad/Hie har een kannegien op zien nak/As e der oet drinken wol/Mus e

    Er gunk een mannegien aover de brogge/Met zeuven katten op de rogge/ Hoeveule poten gungen er aover

    man I

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...