manvast bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. voor niemand terugdeinzend, gezegd van een hond

    Da's een manvaste hond, gaait niet oetzied veur een kerel (Roden)

    Een hond, die veur de man blif staon, is een manvaste hond (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. gezegd van iem. die zijn mannetje staat(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Het is mor een gewoon kereltien, mar wel manvast (Uffelte)

    Bron: Oostermoer en Zuidenveld (Courant) Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...