markoom de, Kop van Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: maark... (Kop van Drenthe), (Veenkoloniƫn), (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)

Bron: A. Dening
  1. in het rijmpje dat kinderen zongen, als de boeren terugkwamen van de markt in de hoop dat die centen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Markoom

    starkoom

    Hef zien vullegien duur verkoft/Smiet mij een stukkien kruudkoek of (Borger)

    Hef mij een stukkie kruudkoek kocht (Gieten)

    Gooi er dan een centien of (Drouwen)

    Striek er wat of/Striek er wat of (Smilde)

    Gooi een stukkien kruudkoek of/ Niet te veule en niet te min/Gooi het maor naor mien schoetien in (Buinen)

    Markvolk, starkvolk

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...