meer I meren, het, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: mèer (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. meer

    Hij is an het scheuveln op het meer (Roderwolde)

    Ik en snuk gungen over het meer/Snuk bleef weg en ik kwam weer

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...