Ook: mèerder (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
groeiend, toenemend, vooruitgaand in aantal, aanzien, financiën, gezondheid etc.
As ie dikke riest kookt en ie reurt er in, wordt het aal meerder (Barger Oosterveld)
Zie bint de leste tied aordig meerder worden, zie melkt nou al tien koenen (Borger)
Hie is meerder worden, hie kan het waark beter an (Anloo)
Kerel, wat bin ie meerder worden
Hij wordt niet mèerder met het lopen, hij begunt zo te strompeln (Nieuw Dordrecht)
hoger in rang(Zuidoost-Drenthe)
Hij is meerder worden
met meer macht of aanzien
Dat waren mèerdere boeren
De meerdere man hef het veur het zeggen (Geesbrug)
superieur
Hij was goed de meerdere man, toen ze mekaor bij het haor kregen (Hooghalen)