meestern onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: meistern (Zuidwest-Drenthe), mestern (Kop van Drenthe), mistern (Midden-Drenthe), mèestern (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. dokteren, kwakzalven

    Ik bin der zölf mit an het meistern, mar misschien kan ik er beter ien bijhaelen (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. de baas spelen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Most aal niet zo over dat kind zitten te meestern (Westdorp)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...