Ook: mesten, missen (Veenkoloniën), mizzen (Veenkoloniën), missen II, misten II
(vet)mesten
As wie dei toom biggen nich kwiet keunt, meut wie ze zulf man messen (Barger Compascuum)
bemesten
Morgen mowwe het achterste kaampie mar messen (Elim)
Dat is best heui, dat is van gemest laand (Wapse)
uitmesten
Aal mörgen nao het melken mouw messen (Eexterveen)
mestrijden
Ie moet de neus mor even dichtholden, de boeren bint an het messen (Hijken)
Wie kool wil èten, mut het mesten niet vergèten (Fluitenberg)