meekrijgen
Ie kunt Gerrit nooit metkriegen as der argens wat te done is, dat is wal zo'n hoeshenne (Hijken)
Ik heb kompelment ok nog metkregen
Doe zie trouwde, kreeg zie flink wat met (Emmen)
in leven houden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Wij hebt dat kalf metkregen (Sleen)
begrijpen(Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe)
Hij krig niks mit
Hij wordt aold, hij krig het almaol nich meer mit (Barger Compascuum)