metworst
De metworst wörde in het zeeivat edaone (Hoogeveen)
Hij gooide mit ein metworst naor een ziede spek
Die prat
kik oet (Weerdinge)
kik toe (Wapserveen)
dreumt (Drouwen)
hef een kleur (Hoogeveen)
is zo glad (Hijken)
zo dreug (Odoorn)
zo mager (Oosterhesselen)
as een metworst daor het vet oetlopen is (Schoonlo)
Kinst wel mainen dat dien neuze ain metworst is, mor het is ain snötvat (Tweede Exloërmond)
raar, soms dom persoon(Midden-Drenthe)
Dat is ok een aol metworst van een vent (Anderen)
Zo is het net/Een lange metworst en een kört gebed
Metworst is schalijk eten: hoe mèer aj der ofsniedt, hoe körter wordt e (Emmen)