Ook: maggen, muggen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), mèugen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
mogen
IJ meugt wal met, mor ij huuft niet (Sleen)
Ie magt mij dat muurtie wel even opmetseln (De Wijk)
graag lusten
Die brij is zo kloeterig, die mag ik zo niet (Oosterhesselen)
houden van
Den kerel mag ik nich (Barger Compascuum)
graag willen
Ik meug wel ies weten hoe dat ofleup (Rolde)
IJ meugt er niet an denken dat oes dat overkommen zal (Stieltjeskanaal)
mogelijk zijn
Het mag wal zo wezen, mor ik geleuf het niet
Ik zal Hendrik even vraogen, die mag der wel meer van weten
wenselijk zijn
Ie mugt wel ies naor de kapper (Noordscheschut)
kunnen
Dat mag ai nou wel zeggen, mor het mot nog bewezen worden (Eexterveen)
Hoe is het met hum? Het mag wel zo (wezen)
*Bie mekaar deugt ze niet en van mekaar meugt ze niet (Barger Oosterveld)