meuten I
overgankelijk,
werkwoord,
zwak,
Kop van Drenthe,
Kop van Drenthe,
Veenkoloniën,
Veenkoloniën,
Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte),
Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte),
Zuidoost-Drenthe (veengedeelte),
Zuidoost-Drenthe (veengedeelte),
Zuidwest-Drenthe Zuid,
Zuidwest-Drenthe Zuid
Ook:
muten (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)),
(Zuidwest-Drenthe Zuid),
muiten (Kop van Drenthe),
(Veenkoloniën),
(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
-
tegenhouden
Hij kun de schaopen nich muiten (Barger Oosterveld)
Bij dam mout ein staon te muiten (Eelde)
te meuten, anders gaot ze de verkeerde dam in (Drouwen)
Zie ook:
Zoek meer voorbeeldzinnen...