meuten I overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: muten (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), muiten (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. tegenhouden

    Hij kun de schaopen nich muiten (Barger Oosterveld)

    Bij dam mout ein staon te muiten (Eelde)

    te meuten, anders gaot ze de verkeerde dam in (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...