miegen onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. wateren, urineren

    Za'k je de ogen is dicht miegen? (Anderen)

    Za'k je in de buus miegen? (Borger)

    Ik zal oe een schup onder de kloten gèven, daj petrolie miegt (Broekhuizen)

    Hij lat hum niet in de buse (Dwingelo)

    de klompen (Uffelte)

    de ogen (Zuidwolde)

    het

    oor miegen

    Al zuw hum in de buus

    miegen, dan zeg e nog van dank je wel

    Hij mig nog liever ien bedde dan det hij een neie pispot kocht

    Hij hef mieg op bedde wegdaon en schiet op bedde weerkregen

    Zie ook:
  2. (hard) regenen

    Het mig oet de locht (Barger Oosterveld)

    De muggen miegt

    Jop met de kop, die kwam van boven/Meeg in het vuur dat de vonken stoven (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...