miemeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. (zachte) geluidjes maken

    Dat kind lig wat te miemeln in de kinderwagen (Sleen)

    Zie ook:
  2. zachtjes huilen

    Non moej niet zo zitten te miemeln, het wordt er toch niet aans van (Zweelo)

    Zie ook:
  3. mompelen(Zuidwest-Drenthe)

    Ene die wat in hum zolf prat, zit wat te miemeln (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  4. zeuren(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Schei oet te miemeln, dat gezeur mot maor is opholden (Exlo)

    Zie ook:
  5. treuzelen met het eten(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Hij zit te miemeln met het eten (Een)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...