mienen II overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: menen (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), meinen (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), mainen (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), meeinen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. van mening zijn

    IJ kunt wal menen daj daor langs kunt, mor dat is niet zo (Gasselte)

    Zie ook:
  2. menen

    Hij mient wel, wat e zeg (Zuidwolde)

    Zie ook:
  3. bedoelen

    De olden mient het miestal wal goed met hèur kinder (Zwinderen)

    Zie ook:
  4. denken

    Konst wel meinen dat dien neuze ein metworst is, mor het is een snötvat (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  5. genegen zijn, oprecht liefhebben

    Hai meint heur nait (Roden)

    Hie meent het wel met heur (Balloo)

    *Meinen lig een uur achter kikvorsenneers (Barger Compascuum)

    Menen lig in België (Broekhuizen)

    Duutslaand (Dwingelo)

    Braobant

    Mienen hef een aold wief bedreugen (Coevorden)

    Mienen doej op een boeldag

    mienen III (Gasselte)

    Mienen is bakker zien katte an dood egaone (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...