Ook: mierken (Zuidwest-Drenthe), miereken (Zuidwest-Drenthe Noord)
zich vervelend gedragen, klieren
Nou moej niet aal liggen te mieren (Schoonlo)
zaniken
Die hef altied wat te mierken, het is nooit goed (Wapserveen)
zachtjes huilen, jammeren(Zuidwest-Drenthe)
Mierken of zachies siepen (Havelte)
niet opschieten, zitten te prutsen
Niet meer mieren, mar anpakken (Hoogeveen)