miggeln werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: miegeln (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. zachtjes regenen

    Het wordt niet dreug, het miegelt mor aal deur (Anloo)

    Zie ook:
  2. stromen, hard regenen

    Het miggelt er nogal wat oet (Eelde)

    Der zit een gat ien de daoke, het waeter miggelt der deur (Wapserveen)

    Zie ook:
  3. krioelen

    Het miggelt almaol deur mekaar, het is net een mieghummelnust (Klazienaveen)

    Het miggelt daor van de brummels (Zuidwolde)

    Zie ook:
  4. zich vlegelachtig gedragen(Zuidoost-Drenthe)

    Non moej opholden te miggeln, het begunt mij te vervelen (Zweelo)

    Zie ook:
  5. mengen(Kop van Drenthe)

    Hij miggelt alle kleuren varf deur mekaor (Een)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...