moord -en, de
  1. moord

    Ik bin zo gek op chocola, ik kan der wel een moord veur doen (Hollandscheveld)

    Het is daor moord en doodslag (Buinen)

    Hij schrouwde moord en braand (Dwingelo)

    Met die kuj wal een moord begaon

    Dat tocht as de moord

    Dat stinkt as de moord (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...