morreln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: morren (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. prutsen, knoeien

    Die man schöt niks op, hie zit de hiele dag mar wat an te morreln (Uffelte)

    Zie ook:
  2. peuteren, wroeten

    Wat zit ie toch te morreln an de deure, of past de sleutel niet? (Broekhuizen)

    Zie ook:
  3. murmelen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...