mummeln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. onduidelijk spreken

    Die olde meinsen hebt gien taand meer in de mond en dan zit ze mar wat te mummeln (Broekhuizen)

    Zie ook:
  2. voorzichtig kauwen

    Schei toch uut te mummeln, sloek toch deur (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...