musch -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: mutse (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), muske (Zuidwest-Drenthe), mus II, musk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), mus (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), muschenfluiten

  1. mus, Passer domesticus

    Die musk pikt aal stukkies stoet vort, die vink kreg niks zo (Eext)

    Iene bliede maeken mit een dooie muske (Smilde)

    Man loop hen musken fluiten met je prooties

    Hie hef iene hen muschen fluiten

    Gao op dak zitten te musken fluiten

    Hij löp wat te muschen fluiten

    Waor gaoj hen?

    Hen muschen fluiten (Koekange)

    Za'k je leren muschen fluiten

    Mussen fluit niet. Dan kneep iene oe en dan mussen ie schrouwen (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...