Ook: naaien (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), neien (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), neeien (Zuidwest-Drenthe), neien II
naaien
Zie kin beter naaien as braaien (Emmer Erfscheidenveen)
Vrogger was het arg belangriek as een vrouwe goed kun neien (Hoogeveen)
Mien moe gung op gezette tieden de diek op um bij de boeren te nèeien (Nieuw Amsterdam)
gemeenschap hebben
Hij hef zien maaid in de heuibult naaid (Barger Compascuum)
hard lopen, er vandoor gaan
De jonges zatten in de appels en doe ik der ankwam, nèeiden ze der tuschen oet (Buinen)
(...) en doe nèeide de moes het gat hen in (Sleen)
En daor neide hij hen! (Fluitenberg)
Muzzen ij is zeein, hou e der oet neide (Gasselte)