Ook: nurk, nurkerd (Midden-Drenthe), nurkter (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), nurk(erd)
opstopper, fikse duw
Hij gaf die jong een nörk dat hie van de bienen gung (Oosterhesselen)
Hij gaf hum een goeie nörk in de rugge (Padhuis)