naobruloft de
  1. visite aan het bruidspaar door degenen, die niet op de bruiloft konden komen of niet tot de genodigd

    Veertein daogen nao het trouwen hadden ze naobruloft veur het jonkvolk (Een)

    Jopk en Zwaontie hebt nog wel een week naobruloft had (Eext)

    Op een naobruulfte wuurd de familie neugd, die niet mèer zo nao an was (Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. kater na de bruiloftsdag(Zuidwest-Drenthe)

    Die naobrulfte was niet zo mooi, want dan waj aordig beroerd (Ruinen)

    Zie ook:
  3. naviering door de 'zittenblijvers' als de bruiloft al was afgelopen(Zuidwest-Drenthe)

    De naobrulfte was amit nog mooier as de brulfte zölf (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...