naovördern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. navorderen

    Zie hebt nog wat nao te vördern van de belasting (Sleen)

    Ik mainde dat ik alles betaold har, mor ze kwammen nog wat naovördern (Tweede Exloërmond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...