narf II narven, de, Kop van Drenthe
  1. nerf

    Molslaot met een witte narf is eetbaar (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. litteken(Zuidoost-Drenthe)

    Hij had een lillijke narf op de arm, waor het biest hum beten had (Padhuis)

    Zie ook:
  3. inkeping, barst, kras(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Der zat een narf in het holt

    Maak even een narfien in het holt

    (...) aj dan je handen neit goud waskeden, dan kreej van dei narven in de handen (Peize)

    Zie ook:
  4. rimpel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...