narmslag de
  1. armruimte

    Gaot is een beetie opzied, want ik moe wat meer armslag hebben (Anderen)

    Mien vrouw mot aarmslag hebben bie het zingen (Valthermond)

    Het anrech is eindelijk op eruumd, nou he'k tenminste weer armslag (Meppel)

    Zie ook:
  2. Hij krig bij dat bedrief wat mèer armslag (Beilen)

    Ik mus het eigenlijk wat groter anpakken. Ik hebbe zo gien narmslag (Hoogeveen)

    Zij hebt neet veule narmslag

    Wie as mar de mieste armslag hef

    Over een paar maond mut e het wieten: hij hef nog wat armslag

    Zie ook:
  3. kleinigheid(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het is mar een armslag en dan is het veur mekaar (Koekange)

    Zie ook:
  4. slag met de arm(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Met iene narmslag veegde hij ze an de kaante (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...