slecht gehumeurd
Doe mos nich zo narrig wezen. Wie keunt het ok nich helpen dat het zuk slecht weer is (Barger Compascuum)
kort angebonden, nijdig
Het is zo'n narrig kèreltien, ij trapt hum drekt op staart (Sleen)
Wat een narrig wief (Schoonlo)
vervelend
Doe toch niet zo narrig, ie bedarven alles (Meppel)
larrig