neiigheid de
  1. het nieuw zijn

    Je moet die mantel niet aal dagen andoen, dan is de neiigheid er zo of (Borger)

    Zie ook:
  2. verplichting, boodschap(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Ik wil der niks over heuren, daor heb ik gien neiigheid an (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...