neimelkt bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. nieuwmelkt

    Wij hebt vief veerzen neimelkt (Hooghalen)

    De buren hebt een neimelkte koe, wij hebt er buust van kregen (Borger)

    Zie ook:
  2. Ik heb een neimelkte neuze

    Een neimelkte kippe

    Hij is aordig neeimelkt, hij is al an het haver zèeien

    Ie mut niet zo neimelkt wèzen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...