neudzakelijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. noodzakelijk

    Dat was ok een neudzaekelijk kwaod (Wapse)

    Het was toch wel noodzaokelijk dat e naor de stad gung (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...