neutenboom de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: neute... (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. notenboom, meestal de hazelaar, maar ook de walnoot of de beuk

    Een neuteboom mag

    wal twaalf jaor staon, veurdat e drag (Borger)

    Der

    wordt verteld dat muggen een hekel hebt aan neute

    bomen (Rolde)

    De nöttenbeume draagt goed dit jaor (Padhuis)

    Van het holt van een neuteboom meuken ze wel geweerkolven (Diever)

    De snotterbellen hangt al weer an de neuteboom (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...