nippel -s, de
  1. nippel

    Een nippeltien zetten wij op de lochtbaand van de krulewagen, aans paste de pompe der niet op (Hollandscheveld)

    De nippel is van het smeerkannegie of (Gasselte)

    De spieken zit lös, ie mut de nippels wat vaste dreeien (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. smeernippel

    Die nippel is hielmaol verstopt, der wil gien vet in (Sleen)

    Zie ook:
  3. metalen uiteinde van een schoenveter

    As de nippel van de schoeveter of is, kuj hum slecht deur de oogies hen kriegen (De Wijk)

    nestel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...