noordeling -en, de
  1. iemand uit het noorden

    Dei westerlingen kunt wal een hekel hebben an dei noordelingen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. aardappelras

    Ik heb liever noordelingen as eigenheimers (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...