nuren onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: neuren (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), uren (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. zwellen van de uiers

    As de koe volop nuurt, kuj de melkaoren goed zien (Dwingelo)

    De koou begunt al mooi te uren, mor het duurt nog wel een dag, eer e kalven mot (Eext)

    Hij begunt te nuren op het gier (Hollandscheveld)

    Het schaop nuurt al goed (Nieuw Schoonebeek)

    As koenen kold nuren, dan kunt ze nog wat rijzen (Zuidwolde)

    volnurend

    Zie ook:
  2. zeuren(Zuidwest-Drenthe)

    Wat neurse no weer. Hool toch op

    Boer tegen koopman: Ie nuurt mar an, mar ie kalft nooit (Havelte)

    Zie ook:
  3. wat in zichzelf praten(Kop van Drenthe)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...