nustkoek de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. het kind, dat bij het uitdrijven van de koeien als laatste aankwam. Dit gebeurde op Pinkstermaandag

    Nustkoek zit zo diep in de veren/Kan zien egen roep niet heuren/Nustkoek hier, nustkoek daor/We zule

    russchen

    nustkoouk

    Nustkoouk hier, nustkoouk daor/Nustkoouk zat deeip in de veren/Kan neeit rooupen of reren/Nustkoouk (Eext)

    Hast dou gien oogies van kiekerdekiek/Komst ja te laat met de koeien op de diek

    Nustkoek zit te diep in het bedde/Kan het roepen niet heuren/Was je maor eerder opstaon/Heufde je no (Drouwen)

    , ...kun niet roepen of reren/Nustkoek hier, nustkoek daor/Nustkoek zit in de bloemenkaor (Rolde)

    nustkoouk daor/Nustkoouk op een aander jaor (Gasselte)

    Nustkoek blif e het hiele jaor (Buinen)

    met pinkstern lupen wij nustkoek

    nussekouk

    Heui, heui, nussekouk heui/ Nussekouk zit er zo deip in de veren/Kan het haardste roupen neit heuren

    ruschen

    Nustkoek, nustkoek/Zit zo daip in de veren/En kuj het roupen nait heuren/Moj maor eerder op gaon sta

    pinksterbroed

    Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen Zie ook:
  2. jongste kind van gezin(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ie kunt wel zien dat dat de nöstkoeke is (Noordscheschut)

    Zie ook:
  3. onhandig persoon

    Zie ook:
  4. deel van een bijenkorf (Bor) ...

    de nustkoek in de körf, waor de iemen de hönnig in doet

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...