oefening -s, -en, de
  1. oefening

    De soldaoten haren oefening bij oos in het bos (Westervelde)

    Zie ook:
  2. gebed met een vaste formule

    De meisten van de jongelu kent de oefening van geloof, hoop en leifde nich meer (Nieuw Schoonebeek)

    Een oefening van berouw bidden (Emmer Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...