oetdrieven sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. blijven drijven

    Hij hef zich laoten uutdrieven

    Zie ook:
  2. uitdrijven

    De schaopen worden het hok oetdreven (Roderwolde)

    Kun ij de beeist wel oet dit stuk oetdrieven? (Eext)

    Ik zag de melk tou het pannegie oetdrieven

    Zie ook:
  3. uitwerken(Veenkoloniƫn)

    De kou wol het lief oetdrieven

    Zie ook:
  4. uit elkaar gaan

    De mesbult is oetdreven

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...