de buitenkant betreffend
Oeterlijk kuj der niks an marken (Coevorden)
De wichter tegenwoordig bint oeterlijk knapper as vroeger (Emmen)
Oeterlijk is der niet veul veraanderd (Hooghalen)
ten laatste
Je moet uterlijk op de lesten van de maond betaolen
Uterlijk nei weke kome wij (Dwingelo)
Uterlijk om 10 uur der weer wezen! (Eexterveen)