oetmelken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. uitmelken

    De koenen moej goed oetmelken, aans kriegt ze wrang (Anloo)

    Zie ook:
  2. De boeren wordt vandage an de dag gewoon oetmelkt (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...