oetmonstering -s, de
  1. uitmonstering, zowel gezegd van het uniform als van de onderscheidingstekens

    Wij keken vrogger mit grote ogen naor de uutmonstering van de marechaussees (Hoogeveen)

    Hie hef zien hiele uutmonstering van dienst nog (Nieuw Amsterdam)

    Je kunnen an de oetmonstering wel zein dat hij sergeant was

    De oetmonstering binnen de sterren en de strepen (Norg)

    De muziekvereniging hef een mooie oetmonstering op de neie uniforms (Hijken)

    De muziek is neug an een neie oetmonstering toouw (Anloo)

    Hie hef een hiele oetmonstering holden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...