oetponden overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. in ponden verdelen

    Eerder mussen ze bij een noodslachting het vleis uutponden in kleine porties en dan verkopen (De Wijk)

    Dan gungen ze met geslachte zwienen in stad

    om het vleis oet te ponden (Roden)

    Dat zwien is niet ofkeurd, dat wordt oetpond

    Oetponden brengt meer op as in de roeze verkopen (Coevorden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...