oetraken onovergankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. uitraken

    Het kan nog wel weer oetraoken tussen die twei (Eelde)

    De verkering is uut erèuken (Dwingelo)

    uutraakt, zeker een kwestie van het geloof (Geesbrug)

    ofraken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...