uitrekken
Nou moej die hulpzelen niet zo oetrekken, dommiet is alle rek er oet (Beilen)
Kom hier jong, dan za'k je de oren ies oetrekken
Hij rekte hum ies lekker uut (Hoogeveen)
uitreiken, overhandigen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
De veurzitter zal de priezen oetrekken (Hooghalen)
oetreiken
scherp maken van een ploegmes(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Ik moet even naor de smid, dat ploegmes moet uutrekt worden (Klazienaveen)