oetrepen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. (de kanten) naar buiten trappen

    Kwaojongen hebt die hiele törfbult uutreept (Klazienaveen)

    Met het zaodbult zetten hef e de waoterlaoge oetreept (Sleen)

    Je moet die kaanten wat bijsteken, ze bint oetreept (Balloo)

    De kaanten van de sloot bint uut ereept deur de pinken (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...