oetschieten II sterk, werkwoord
  1. , overg

    Zie ook:
  2. uitschijten

    Die hen kuj wel slaachten, die het de leg oetscheten (Eexterveen)

    Haj het mor veur het gat, da kunj het oetschieten

    Zie ook:
  3. (wederk.) naar de pomp lopen(Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Och, schiet joe toch uut! (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...