oetschoonsel het
  1. kaf of onkruidzaad, dat van het koren wordt gescheiden

    Gooi dat oetschoonsel mor in het hoenderhok; dan hebt die ok wat te krabben (Sleen)

    Oetschoonsel (...) deden wij op de stookpotten veur de zwienen (Hijken)

    opschoonsel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...