oetspeulen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. uitspelen

    Wij wilt dat spellegie eerst uutspeulen (Zuidwolde)

    Ze hebt die baiden tegen mekaar oetspeuld (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. houden van een trekking

    Wanneer wördt die verlotting oetspeuld? (Zeyen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...