oetstukken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. duidelijk maken, uiteenzetten

    Ze hadden mij mor half begrepen en daorum mus ik alles nog een keer oetstukken (Sleen)

    Hij hef mie even oetstukt, woor ik langes mus (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. verstellen, een nieuw stuk ergens in- of opzetten

    Zul dat raamkezien nog oetstukt kunnen worden? (Stieltjeskanaal)

    De baanderdeuren bint vanneis uut estukt (De Wijk)

    De boks oetstukken (Zeyen)

    Zie ook:
  3. uitspoken, doen

    ...um te kieken, wat de buren uutstukten (Meppel)

    Ik mus mien linkerhaand in de lichter hebben. Dan kuj niet veule uutstökken mit iene haand (Kerkenveld)

    Zie ook:
  4. groeien(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Aj die biesten in dat laand doet, lig het veur de haand dat ze meer inlakseert dan uutstukt (Zuidwolde)

    Zie ook:
  5. in delen maken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Een zwien oetstukken (Westdorp)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...