oetweg de
  1. mogelijkheid om ergens uit te komen

    Deur de verkaveling heb wij een betere oetweg kregen (Borger)

    De buren hebt een uutweg over oons aarf (Diever)

    Elk percail laand het recht op oetweg (Eexterveen)

    Zie ook:
  2. Zie mussen hen het bejaordenhoes; der was gien aander oetweg

    Ze wilt nog een oetweg zuiken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...