mogelijkheid om ergens uit te komen
Deur de verkaveling heb wij een betere oetweg kregen (Borger)
De buren hebt een uutweg over oons aarf (Diever)
Elk percail laand het recht op oetweg (Eexterveen)
Zie mussen hen het bejaordenhoes; der was gien aander oetweg
Ze wilt nog een oetweg zuiken