oetzoeger -s, de
  1. uitzuiger(Kop van Drenthe)

    Een kou is soms wel is een oetzoeger

    Zie ook:
  2. gierigaard, uitbuiter

    Dat is zo'n oetzoeger, die wil het middelste en de beide enden hebben (Sleen)

    Van die man kuj beter niet lienen, want dat is wel zo'n oetzoeger (Hooghalen)

    Die uutzoeger zug oe het bloed onder de nagels weg (Meppel)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...